vrijdag 20 september 2019

Het wonderlijk weerzien


Heb je me gezien op zee?
Ik heb zoveel aan je gedacht.

Het licht, papa, hoe zou jij het noemen?
‘realiteit.’

Het licht papa, dat heb jij toch ook altijd gezien?
Op zee, de wadden, het andere licht,

De schepping in volle weerschijn,
En wij, die hier mee om moesten gaan.

Boeien zoeken om niet ten onder te gaan.
De omweg naar Vlieland, terwijl je het al zag.

Toch nog langs onzichtbare ondiepten,
Met een klipper geen gevaar meer.
Voor ons wel. Als scherp jacht.

Nu het andere perspectief eens gezien.
Vanuit de bruine vloot, hoe je uit moet wijken,
Want zij zijn beroeps,
Maar zonder het gevaar,

Want vastlopen, en droogvallen,
Is voor hen een plezier.

Wat ben je gegroeid!
Wat een onmogelijk plezier, te genieten,
Van jou aan mijn zijde hier!

Terwijl ik altijd aan jouw zijde was,
Aan de zee, de grote plas.
Samen, de verte in, tot aan het einde,

En daar weer voorbij.
Ik mis je.


*

2009, geschreven voor mijn vader twee jaar na zijn dood.

*

Mede naar aanleidng van het gedicht van Hans Andreus:

*

Of hoe dat heet
Gelukkig dat
het licht bestaat

en dat het met
me doet en praat
en dat ik weet

dat ik er vandaan
kom, van het licht
of hoe dat heet.

Geen opmerkingen: